In het doodlopende – Achmad Shamlou 1979
Ze ruiken aan je mond
of je over liefde gesproken hebt
ze ruiken aan je hart
wat een vreemde tijd mijn liefste
en de liefde
zwepen ze
naast de slagboom
We moeten de liefde in de kelder verbergen
Op deze kronkelende, doodlopende weg in de kou
wakkeren ze
het vuur aan
met liederen en gedichten
Waag het niet na te denken
wat een vreemde tijd mijn liefste
wie ’s nachts aan de deur klopt
komt om de lamp te doven
We moeten het licht in de kelder verbergen
Daar staan de slagers
op de kruispunten
met bloederige bijl en blok
wat een vreemde tijd mijn liefste
ze snijden de glimlach van de lippen
en het lied van de mond
We moeten verlangen in de kelder verbergen
Gegrilde kanarie
op een vuur van lelie en jasmijn
wat een vreemde tijd mijn liefste
de duivel in zijn overwinningsroes
viert onze rouw aan tafel
We moeten god in de kelder verbergen